MATT PATERSHUK - IF WISHES WERE HORSES

Zo’n jaar of twee geleden, toen “Same As I Have Ever Been” van deze Canadees uit het landelijke Alberta in onze CD-speler verzeild geraakte en daar met geen stokken weg te branden was, beëindigden we onze recensie met “voer voor jaarlijstjes”. Nu is er de opvolger en er is, zo kan ik na een tiental luisterbeurten vaststellen, alvast één regel van toen, die ik vandaag kan recycleren. Net zoals de vorige drie platen was ook deze in handen van de onovertroffen Steve Dawson, wiens typische, loepzuivere geluid je stilaan blindelings kunt herkennen: als Dawson een plaat onder handen neemt, dan klinkt het eindresultaat altijd erg “live” en lijkt het alsof je als luisteraar midden in de actie zit. Voeg daar de muzikale inbreng van Dawson aan toe -hij speelt op deze plaat allerhande soorten gitaar en levert wat backing zanglijnen aan- en je weet dat een artiest met een paar lengten voorsprong uit de startblokken mag. Op voorwaarde dat het songmateriaal deugt, natuurlijk.

Nu, dat is ook deze keer allerminst een probleem: de geest van John Prine waart nog altijd rond en je gelooft als het ware dat haast elke song over jezelf zou kunnen handelen. Met andere woorden: Matt kan observeren en met weinig woorden een situatie beschrijven en dat verhaal tot een songtekst bewerken, alsof het allemaal vanzelf gaat. De opbouw van de plaat is een tikkeltje ongebruikelijk: de elf “gewone” songs worden afgewisseld met vier instrumentale stukjes, vier wensen, heel toepasselijk “Horse 1” tot “Horse 4” getiteld, vier variaties op hetzelfde thema, dat je na amper één draaibeurt al kan mee-neuriën of -fluiten.

De “echte” songs zijn, met uitzondering van het met licht bluesy-accent gezongen Grateful Dead’s “Sugaree” na, allemaal van de hand van Matt zelf en ze graven, wat dieper dan op vorige platen, alweer in de verzamelbak der “observaties van een gewone man”. Dieper, omdat Matt er geregeld wat overpeinzingen tussen gooit over ’s mensen positie in de globale wereld of zich inleeft in de wereld van mensen, die hij bewondert. Zo is er “Ernest Tubb had Fuzzy Slippers”, is is “Bulldozer Blues”se song waar de plaat haar titel aan ontleent- geschreven vanuit het standpunt van Albert King en zingt hij onder meer: “I sit back and smoke my pipe. I think of my voice on the radio and wonder, man, what would thàt be like”. In de pure country-song, die “Let’s Give This Bottle a Black Eye”, zou je moeiteloos een onbekende George Jones song kunnen vermoeden en in “Bear Chase” klinkt Matt, nog meer dan elders al het geval is, als een niet-zo-verre neef van Dave Alvin, zowel qua stemtimbre als qua zangwijze, iets wat trouwens nog eens heerlijk overgedaan wordt op afsluiter “Red Hot Poker”.

Eén en ander heeft natuurlijk ook te maken met de fijne groep muzikanten die door Dawson naar de studio gehaald werden: de ritmetandem Gary Craig/Jeremy Holmes is door en door solide, Chris Gestrin schittert op toetsen en als je Charlie McCoy over de vloer krijgt, wéét je dat je fantastisch harmonicaspel binnenhaalt. Ik had het dan nog niet over de vrouwenstemmen van Kristin Weber en Larissa Maestre, die respectievelijk ook hun viool en cello meenamen, maar dan allemaal op zodanig subtiele wijze, dat je ze enkel dààr te horen krijgt, waar ze thuishoren. Prima productie van Dawson dus, maar ook, en vooral uitstekend songmateriaal van Matt Patershuk, dit nu wel helemaal zal verdwijnen uit de categorie “ten onrechte veel te onbekende songwriters”. Was ik bij de vorige plaat nog héél enthousiast, dan ben ik bij deze grote stap voorwaarts simpelweg een beetje laaiend…

(Dani Heyvaert)

 

Artiest info
Website  
 

Label: Black Hen Music

video